
Het is zaterdagmiddag 3 januari 1926 als Herman Joseph van Hulten (40) – hij woont in Deurne – bericht krijgt uit Haps. Hij is sinds een maand burgemeester van die gemeente, maar hij en zijn gezin wonen er nog niet.
De wethouders vinden het niet onverstandig als Van Hulten naar Haps komt om poolshoogte te nemen. Het hoogwater van de Maas bedreigt het dorp. Van Hulten reist met de trein – via Venray, Boxmeer en Kruispunt Beugen – naar Haps waar hij in het schemerdonker aankomt.
In het dorp zijn het tot dan nog vooral de geruchten, de dreiging van een watersnood, die de angst hebben gevoed. Van Hulten overnacht in zijn nieuwe gemeente. Als hij zondagochtend ontwaakt, is de situatie veranderd. Door dijkbreuken in Cuijk en Oeffelt stroomt het water naar Haps.
Iedereen neemt voorzorgsmaatregelen. Vee wordt naar de hoge spoordijk van het Duits Lijntje gebracht. Rond half twaalf arriveert een trein uit Mill volgepakt met militairen die hulp komen bieden.
Verder doorrijden naar Kruispunt Beugen wordt onverstandig geacht: daar slaat het water met zo’n kracht tegen het spoorviaduct dat het dreigt in te storten. Maar voor de militairen is er in Haps ook werk zat. Steeds meer boerderijen raken door het stijgende water geïsoleerd en moeten van proviand worden voorzien.
Achteruitrijdend terug richting Mill
Om zeven uur komt opnieuw een trein uit de richting van Mill. Ook die kan niet volgens de dienstregeling verder naar Gennep, dus vertrekt, met een handvol passagiers, langzaam achteruitrijdend weer terug in de richting van Mill. Na een minuut of acht passeert de trein het viaduct over de Raam, noordoostelijk van Sint Hubert.
De machinist weet niet dat het kolkende water ondertussen zijn vernietigende werk heeft gedaan. De trein is te zwaar voor de verzwakte steunmuren. De brug stort in en loc 1759 belandt tussen de brokstukken waar hij schuin blijft hangen terwijl de wagon van de derde klasse losraakt en in de diepte van de Raam wordt geslingerd.
Wonder boven wonder
Een bagagewagen blijft halverwege de spoordijk hangen terwijl het rijtuig tweede klasse, wonder boven wonder niet ontspoort. Het rijtuig derde klasse, waarin zeven reizigers zitten, draait om zijn as, drijft weg van de spoordijk en raakt een meter of 30 verder vast in de beek.
Onder de passagiers breekt paniek uit als het water naar binnen stroomt. Ze slaan de ruiten in en klimmen op het dak van de wagon, waar ze angstige uren doormaken. Het duurt een tijd voordat militairen met een roeiboot de ongelukkigen in het schemerdonker uit hun netelige positie kunnen bevrijden.
‘Het bleek, wonder boven wonder, dat niemand belangrijk letsel had bekomen, alleen schrammen en builen en snijwonden. Ook het treinpersoneel was er gelukkig van afgekomen’, aldus burgemeester Van Hulten in zijn verslag over de watersnood van 1926.
Het viaduct bij het station Kruispunt Beugen zal later die maand ook instorten en raakt zwaar beschadigd. De trap waarmee reizigers van de ene spoorverbinding (Nijmegen-Venlo) naar de andere (Boxtel-Wesel) kunnen lopen, stort in en zal opnieuw moeten worden opgemetseld. Wordt vervolgd.